De geschiedenis van het rechtsgebied Susteren vanaf ca. 550/600

Er heeft in het verleden nauwelijks enige geschiedschrijving over Susteren plaatsgevonden. Schreef men al iets handelde dit vooral over de abdij of stift van Susteren. Het is pater Wil Peters die in de Heemklank, het verenigingsblad van de Vereniging van Natuurvrienden zo’n veertig jaar geleden de aftrap gaf voor het beschrijven van de lokale geschiedenis. Deze beschrijving beginnen we met een algemene, beknopte aanduiding van de geschiedenis. Daarna zullen artikelen geplaats worden die reeds in de Heemklank verschenen zijn en diverse onderwerpen uitdiepen. In de toekomst zal gewerkt worden aan een lopend geschiedverhaal als in een boek. De teksten hieronder zullen zo nodig steeds weer aangepast worden aan veranderende inzichten.
Het begin van de geschiedschrijving is bepaald aan de hand van archeologische dateringen van grafvelden in de omgeving, de wegenstructuur. landschap en terrassen als ook van toponiemen geplaatst binnen het kader van zienswijze ten aanzien van vroegmiddeleeuwse vorming van woonkernen. Op basis van een akte uit 714 weten we dat er toen reeds enige tijd bewoning was, dus ‘zeker’ voor 650.
Het resultaat was niet onverwacht aangezien bij de gevonden nederzetting het grafveldje uit de  Romeinse tijd (2/3e eeuw) lag, een duidelijke aanwijzing dat de plek geschikt was voor bewoning. De inheemse bevolking in de Romeinse tijd wordt niet tot de geschiedenis gerekend omdat de overtuiging bestaat dat tussen die Romeinse bewoning en de nieuwe Frankische bewoning in de zesde eeuw ongeveer drie eeuwen in Susteren geen mensen hebben gewoond. Van continuïteit van bevolking in de derde tot zesde eeuw kan dan ok geen sprake zijn. Vanaf de zesde eeuw kan wonen van mensen in het gebied dat later de gemeente Susteren werd, als vrijwel zeker worden beschouwd.

De reconstructie van het historisch verhaal ziet in hoofdlijnen als volgt uit:

 

  1. Eerste woonkern met continuïteit van bewoning tot heden (zesde eeuw)
    Gezien het jongste grafveld (Sittard) is de streek bevolkt in de tweede helft van de zesde eeuw.  Het waren Oever Franken (Ripuarische Franken) en ze werden in de akte 714 Mosariërs genoemd, vrij vertaald Maaslanders. In 891 werd de streek Masalant genoemd.  De nederzetting lag aan de verbindingsweg vanuit Maastricht naar het noorden, ten oosten van de Maas. Bij een dubbele T-kruising  lag een gebied met alle noodzakelijke functies voor een zelfvoorzienende nederzetting gezien de toponiemen. Deze nederzetting droeg de naam Lys of Lyde waarvan nog Lesschenbroek  en Louerstraat. De grootte zou uit  3-5 boerderijen bestaan kunnen hebben met honderd/ honderdvijftig inwoners.
  1. De kerstening en kloosterstichtingen (tweede helft zevende eeuw)
    670 kerstening vanuit de Salvatorabdij te Maastricht
    . Deze monniken stichtten ook te Susteren een missiehuis bestaande uit een bedehuis (kerkje) en een cella (een klein kloostertje (akte 714, later het Papenmunster). Abten van de Maastrichtse Salvator waren Albericus en bisschop Gregorius, beide in de Mariakerk te Susteren begraven.
    690 stichting vrouwenklooster door Amelberga met hulp van haar vader koning Sanderbout. Haar opvoeding ontving ze te Munsterbilzen, westelijk van Maastricht, bij de abdis H. Landrada.
  1. Vrouwenklooster naar Iers voorbeeld, bloei en neergang (ca. 700-ca. 1000)
  1. Nieuwe ontginningen, nieuwe woonkernen, nieuwbouw abdij (1000- 1100)
    In deze eeuw vonden twee grote ontginningen te Susteren plaats. En tevens de nieuwbouw van de abdij. Dit werd vooral veroorzaakt doordat de Ottoons keizer Hendrik II zijn gezag in deze streken hersteld had door de Vlaamse broers die hij veel schenkingen gaf en als thuisbasis Wassenberg en Kleve kregen.
  1. Periode volle/late middeleeuwen (1100-1400)
  1. Periode Einde middeleeuwen en nieuwe tijd (1400-1794)

 

  1. Moderne tijd (1794 – heden)